Gefixeerd op die krul

Eén van mijn leerlingen zei onlangs tegen mij: “wat fijn dat jij niet meteen begint te zeuren over de hoofdhouding van mijn paard. Want als ik eenmaal lekker aan het rijden ben, gaat hij vanzelf aan de teugel.” Zo hoort het natuurlijk en daarom ben ik nooit zo gefixeerd op de loodlijn, al is helemaal vrijblijvend nou ook weer niet de bedoeling. Maar ik ben ervan overtuigd dat de overdreven aandacht voor ‘de krul’ zoals die er bij velen is, ervoor zorgt dat er op grote schaal van voor naar achteren wordt gewerkt.

Ik ben zelf ook jurylid, dus mede schuldig. Het ‘aan de teugel rijden’ is een belangrijk criterium voor de africhting. En de positie van het hoofd is duidelijk zichtbaar, dus dat is een handig instrument, waardoor er vaak veel focus op wordt gelegd. Maar eigenlijk heb ik een hekel aan de term ‘aan de teugel’. Ik zou het liever over ‘over de rug rijden’ willen hebben en dan telt per niveau in welk evenwicht je dat kan.

Ik denk dat iedereen die enigszins gevorderd is het riedeltje kan opdreunen: de achterbenen stimuleren om verder onder te treden, waardoor het paard zijn hals in voorwaarts-neerwaartse richting beweegt en met zijn mond jouw hand opzoekt. Dat vang je dan elastisch op en voila.

Geduld is er niet meer bij

Zo simpel is het echt. Alleen moet je daar soms even op wachten. Niet ieder paard zakt vanaf pas 1 meteen naar je hand. En daar gaat het volgens mij vaak mis. Want dan gaan wij mensen doen wat het paard eigenlijk zou moeten doen. Geduld is er niet meer bij. Gaat een paard niet meteen aan de teugel, dan trekken we hem erheen of we pakken een slof.

Begrijp me goed, ik ben niet voor vrijheid blijheid. Als jij helemaal geen contact neemt, kan een paard geen verbinding maken. Maar er zit een verschil tussen de mond voelen en met jouw kracht zijn hoofd en hals in een houding proberen te krijgen. Mag je dan helemaal niet eraan komen? Natuurlijk wel. Ik vergelijk het vaak met een kozijn, een frame waar het paard binnen moet blijven. Zowel achter als voor. Loopt hij voor sterren te kijken, dan mag je daar best een stevig, gelijkmatig contact tegenover stellen. Maar voordat je dat doet, moet je wel eerst zorgen dat hij lóópt. En als hij reageert met zachter worden, ook al is het maar heel even, meteen je hand mee naar voren zonder overigens dat contact te verbreken. Als jij niet loslaat, waarom zou hij dat dan doen? Wim Bonhof zei ooit tegen me: om te trekken zijn er twee nodig.

Eerst ruitergevoel kweken

Ik sla door, ik kan wel vijf boeken volschrijven over het aan de teugel verhaal. Waar het me om ging was de interessante conclusie van deze leerling dat het door het wedstrijd rijden kwam, die geforceerde aandacht voor de krul. Want daardoor komt er toch een zekere druk op je als ruiter, om een prestatie te leveren. Het leek haar een goed idee om mensen die een startkaart nemen te verplichten nog een paar jaar door te trainen voor ze op wedstrijd mogen, zodat ze eerst aan hun ruitergevoel werken. Want dat iedereen op zich van goede wil is, vond ze wel.

Ik besprak dit met mijn partner, die het anders zag. Hij vindt dat de jurybeoordeling juist een meetmoment is en dat je, door daar nog een paar jaar van weg te blijven, een verkeerde kant op kan gaan zonder dat daar iets van wordt gezegd. Ook hij zag wel de goede wil. Hij zei letterlijk: “ik hoor die ruiters altijd A zeggen en zie ze B doen. Dat zal iedereen beamen. Het gaat altijd over die ander. Dat hele rijden wordt nog eens verboden…”

Twee jaar HC starten…?

Een leuke gedachte voor deze warme dagen: is het een idee om de eerste twee jaar HC starten te verplichten? Zodat er wel een nuttig meetmoment is, maar geen druk om te presteren en zonder klassement dat mensen toch weer opdrijft om ‘beter’ dan een ander te willen zijn?


Vond je dit nou een leuk bericht? Doe dan een donatie!

Geplaatst in Blog en getagd met , , , , .